Overblog
Editer l'article Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
23 avril 2013 2 23 /04 /avril /2013 16:38

 

mime-attachment48

 

Hoe liep ik mijn diabetes op?

 

Deze vraag lijkt mij essentieel, want erop antwoorden laat ons toe een tipje van de sluier op te lichten over de oorzaken van diabetes. Om deze oorzaken te belichten en er over te discussiëren, moet ik vooreerst één en ander vertellen over mijn eetgewoonten en levenswijze van vóór de diagnose van mijn diabetes. Het is een banale geschiedenis, die vele soortgenoten op het einde van de oorlog 1940-45 geboren, met mij delen, omdat wij de geweldige opkomst van de industriële voedselproductie en –distributie zullen meegemaakt hebben.

 

Als baby werd de moederborst mij ontzegd. Van meet af aan kreeg ik het melkpoeder van toen, en daarna de koemelk: niet echt een goed begin, dus. Omstreeks het 4de levensjaar liep ik een kinkhoest op, wat mij vermoedelijk nogal magertjes hield tot mijn acht jaar. Maar men had besloten dat ik kost wat kost moest bijkomen in gewicht. Bijgevolg werd ik door mijn moeder en grootmoeder volgepropt met de zogenaamde rijke voeding van toen: wit brood, volle melk en margarine, eieren, zeer gesuikerde confituren, Hollandse kaas, aardappelen, pastas, pannekoeken, melkchocolade, zoete drank en fruitsap, allerlei soorten vlees (waaronder charcuterie), en een zeldzame keer vis. Zeer weinig groenten want ik mocht ze niet, maar wel fruit, want ik zocht het op omwille van zijn zoete smaak.

 

Dergelijk dieet maakte het verloren gewicht weer goed en na een tijd zat ik zelfs boven het gemiddelde voor mijn leeftijd. Bovendien had de school waar ik mijn lager onderwijs genoot beslist dat de kinderen voortaan elke dag volle koemelk gingen drinken, zogezegd om hun groei te ondersteunen en eventuele calciumtekorten te voorkomen. Zoals vele kinderen uit die tijd speelde ik echter veel, verbruikte heel wat energie en ging per fiets naar school.

 

Als tiener, geraakte ik verstrikt in het afschuwelijkste “junk food”. Bovenop de onvermijdelijke kaasboterhammen die ik ’s morgens en ’s avonds van mijn mama voorgeschoteld kreeg, begon ik met allerlei “verboden vruchten” te verorberen, zoals: suikergoed, gebak, frietjes aan de lopende band (en soms met niets anders erbij dan een goede portie mayonaise), koffie, chocolade met hele repen (dat stimuleerde goed om te studeren), sterk bier, wijn, soms sterke drank, (om toch te doen zoals de anderen), en natuurlijk: de sigaret. Zo, de slechte gewoonten waren genomen en het zal moeilijk zijn om er van af te geraken…

 

Aan de universiteit kwamen daar bovenop nog de onregelmatige maaltijden, een weinig gevarieerde voeding in veel te grote hoeveelheden die ruimschoots de nodige behoeften aan calorieën overtroffen, want van enige sportactiviteit was er geen sprake meer.

 

Een lichte verbetering trad voor het eerst op toen ik de facultatieve cursus dieetleer volgde: toen begreep ik dat er duidelijk iets misliep met mijn voedingsgewoonten en dat ik de dagelijkse calorieënbehoefte ruimschoots overschreed. De toestand verbeterde verder nadat ik de vrouw ontmoet had die later mijn echtgenote ging worden, want in haar familie waren de voedingsgewoonten heel anders. Aldus begon ik met een meer gevarieerde voeding, meer groenten, minder vettige sausjes, enz. Echter, wat mijn schoonmoeder en echtgenote klaarmaakten was zo lekker, en de desserts zo heerlijk, dat het aantal kilogrammen zich verder opstapelden.

Eens arts geworden, werd mijn leven minder sedentair. Als hobby reed ik te paard, speelde regelmatig tennis, maar ik stopte mij nog altijd vol met brood, pastas, frietjes, te vette sausen, desserts, gesuikerde vruchtensappen en allerlei andere zoetigheden. Ik weigerde gezonde voeding zoals vis, wat mijn vrouw erg stoorde. Als excuus bood ik haar aan dat ik die visgraten absoluut niet mocht.

 

 

In 1980 vestigde ik mij te Gent als arts-acupuncturist, werkte heel hard en leidde een stressvol, maar boeiend leven. Daar bovenop startte ik met les geven in acupunctuur en traditionele Chinese geneeskunde aan artsen te Brussel. Ik beoefende geen enkele sport meer. Niettemin voelde ik me goed, was in volle vorm, ging de wereld veroveren, enz… Waarom zou ik mijn eet- en levensgewoonten, die me toelieten een briljante loopbaan tegemoet te gaan, gewijzigd hebben?

 

Tot op de dag dat ik, eind november 1991, op mijn 47ste, plots getroffen werd door een serie levercrisissen vergezeld met galblaaskolieken. Bijzonder pijnlijk. De pre-operatieve bloedanalyses lieten geen enkele twijfel bestaan over mijn al vergevorderde toestand van hyperlipidemie (totaal vetgehalte, triglyceriden, totale cholesterol, LDL- of slechte cholesterol: allemaal sterk gestegen waarden). Meer nog, de testen wezen op hepatisch lijden (leverlijden dus) met steatose (d.i. vetopstapeling) in de lever. De galsteen werd samen met de galblaas laparoscopisch verwijderd, ‘s anderendaags verliet ik de kliniek, en was na 5 dagen weer aan het werk. Men noteerde toen een glycemie van 116 mg/100 ml, d.i. 6,4 mmol/L (lichtjes gestegen), maar dit werd aan de stress en de acute galblaasontsteking toegeschreven. De geglycosyleerde hemoglobine (HbgA1c) was echter normaal. Dus, geen diabetes (nog niet…). De bloeddruk was echter lichtjes gestegen (137/80 mm Hg), reden waarom me elke morgen ½ tablet van een ß-blokker, bisoprolol, werd voorgeschreven. En mijn gewicht bedroeg 75 kg voor 1,68 m, wat dus zeker een overgewicht betekent. Immers de “Body Mass Index” (BMI) bevond zich op 26,6 (tussen 25,0 et 29,9 betekent dat overgewicht, de voorbode van vetzucht of obesitas). Ik stapelde vet op ter hoogte van de buik: omtrek t.h.v. de navel > 100 cm. Mijn cardio-vasculair risico was dus duidelijk gestegen. Ik begon mij zorg te maken over mijn gezondheid, en het was hoog de tijd… Gelukkig bleef het hart- en bloedvatenonderzoek perfect normaal.

 

Natuurlijk begon ik te letten op mijn eetgedrag in de zin van vooral minder vetten, en probeerde een vermageringsdieet. Dit lukte voor een deel, daar mijn gewicht in september 1992, op 73 kg terugviel (BMI: 25,9). Hoewel ik heel wat inspanningen geleverd had om dit te halen, beoordeelde ik dit resultaat als duidelijk onvoldoende. Waarschijnlijk een verkeerde methode, maar waar lag de fout? Waarom bleef ik ook altijd maar honger hebben? Hoewel ik heel wat vettige kost had uitgesloten, en dus ook de hoeveelheid calorieën had verminderd, slaagde ik er vooralsnog niet in verder te vermageren. Het antwoord op deze cruciale vraag ging ik pas later krijgen.

 

Terzelfdertijd wou ik kost wat kost het roken stoppen, want ik was me 100% bewust van het risico dat ik liep voor mijn hart en mijn longen. Maar nu, bij elke poging die ik ondernam om de sigaret ter zijde te laten, verdikte ik weer. Het beste succes dat ik bereikte was 9 maand totale tabakstop, gevolgd door de zoveelste keer weer hervallen, wat ik voornamelijk aan de stress van het werk weet. Nochtans ben ik volledig en definitief met roken gestopt, van de ene dag op de andere. Dit gebeurde op 19 mei 1995, op mijn 51ste, dank zij een krachtige psycho-emotionele schok: die dag liet mijn moeder me weten dat papa bloederige fluimen gespuwd had. Ik had plots begrepen dat vader, zoals zijn broer, ging sterven aan longkanker. De sukkelaar overleed 4 maand later in de ergste pijn.

 

Het was wel buitengewoon op deze manier het roken gestopt te hebben, maar ik kwam weer bij in gewicht, en dit, ondanks verder diëten. In februari 1996, bereikte ik 77 kg (BMI 27,3): we evolueerden stilaan naar zwaarlijvigheid of obesitas! Ik herbegon daarom het vermageringsdieet, maar met veel meer ernst. Gewoon door minder te eten (dus door minder calorieën in te nemen) en door gesnoep, vooral zoetigheden, te mijden. Ditmaal bereikte ik een duidelijk beter resultaat: 7 kg minder op 6 maand dieet. Ik was op 70 kg gezakt (BMI 24,8), wat aanvaardbaar werd.

 

Op een ochtend van februari 1997 echter, mat ik een bloeddruk van 200/120 mm Hg: een waarde die duidelijk boven het normale uitsteekt. Verontrust, liet ik mij ‘s anderendaags nuchter bloed trekken voor analyse, want er moest wel een onbekend gegeven schuilen achter deze plotse bloeddrukstijging, die ik onmogelijk alleen maar aan de beroepsstress kon wijten.

 

Het resultaat van de bloedanalyse liet geen illusies bestaan: nuchtere glycemie 130 mg/100mL, d.i. 7,2 mmol/L (boven 126 mg/100mL of 7 mmol/L, is diabetes waarschijnlijk), perorale glucose tolerantie kurve: duidelijk pathologisch, wat met zekerheid een type 2 diabetes aantoonde, triglyceriden, totale en LDL-cholesterol, en ook de levertesten waren steeds afwijkend. Maar daarbij ook nog een voorbijgaande glycosurie (suiker in de urine) en een lichte microalbuminurie (een eiwit dat specifiek wijst op nieraantasting, meer bepaald diabetische nefropathie). In een ander nummer van deze artikelenreeks “Als men verneemt dat men diabetes heeft”, bespreek ik ruimschoots het effect van deze diagnose op mijn gemoedstoestand .

 

Een dringende op punt stelling drong zich dus op bij het bekijken van dit resultaat. Ondanks de niet verwaarloosbare inspanningen om mijn dieet aan te passen, die mij toch 7 kg hadden doen vermageren, hebben ze de komst van een diabetes niet kunnen tegenhouden. Een echte mislukking dus. En de hoger aangehaalde voedings- en leefgewoonten betekenden werkelijk het tegendeel van wat men moet doen om een diabetes te voorkomen. Ik kon de oorzaak van deze diabetes ook onmogelijk alleen maar wijten aan de erfelijke factoren op zich, hoewel mijn vader, mijn grootvader en een tante langs moederszijde tekenen van type 2 diabetes gehad hebben. Wij komen echter op de diabetesgebonden erfelijkheidsproblemen terug in een later nummer.

 

Waar lag de begane vergissing? Om het te ontdekken ben ik o.a. begonnen met de lectuur van de aanbevelingen van de zeer geprezen ADA (American Diabetes Association) als van de niet minder gewaardeerde EASD (European Association for the Study of Diabetes). Het besluit was tamelijk leerrijk:

 

o Ik had niet stipt genoeg de gestructureerde programma’s gevolg die het accent leggen op een verandering van levensstijl.

o Ik had onvoldoende het aantal aanbevolen calorieën per dag gereduceerd, meer bepaald de vetbeperking tot < 30% van de dagelijkse energietoevoer.

o Ik had verwaarloosd deel te nemen aan opvoedingsscholing voor diabetici, noch een diëtist(e) geraadpleegd.

o Ik had verwaarloosd een regelmatige fysieke activiteit in te schakelen.

 

Echter had ik duidelijk de aanbevolen gewichtsvermindering kunnen bekomen, te weten 5-7% minder t.o.v. het oorspronkelijke gewicht. Duidelijk kwam ook uit dat om het lichaamsgewicht duurzaam te stabiliseren, het onvoldoende was zich te beperken tot een stipt maar tijdelijk standaarddieet. Een grondige en blijvende wijziging van de voedingsgewoonten is noodzakelijk, een gezonde en evenwichtige voeding moet worden gezocht voor de rest van het leven, en men dient er zich aan te houden. De meeste programma’s tegen diabetes die mij door diëtisten die ik kende werden voorgesteld, stonden mij niet aan. Dus legde ik deze raadgevingen naast mij neer. Immers, van de totale calorieëntoevoer prezen praktisch al die diëten zowat een 50-60% daarvan als koolhydraten- of suikeraandeel aan. Ondanks de ADA/ EASD-aanbevelingen die deze stelling ook verdedigden, vond ik dat dit veel te veel was, dat men, zeker in geval van diabetes, veel meer het aandeel van de suikers diende te beperken in de voeding. En wat komt ging me gelijk geven.

 

Stilletjes maar zeker kwam ik zo tot het opstellen van een ideaal en gepersonaliseerd dieet dat me beviel. Als bewijs geldt het bekomen resultaat: een gemiddelde geglycosyleerde hemoglobine (HgbA1c) van 5,2 % (d.i. 33 mmol/mol) tot maximum 5,5% (d.i. 37 mmol/mol; 6,5% of 48 mmol/mol is de waarde die best niet wordt overschreden). Dit resultaat werd gehandhaafd sinds het ogenblik van de diabetesdiagnose tot recent, en is nu zelfs blijvend gedaald tot 4,7% of 28 mmol/mol sinds juli 2012 tot heden.

Wat is er gebeurd? Hoe en waarom heb ik onlangs deze significante verbetering van mijn diabetes kunnen verkrijgen? Dit probeer ik de geïnteresseerde lezer in de volgende nummers uit te leggen, door het te hebben over de oorzaken, de mechanismen (de fysiopathologie) en de behandeling van dit type diabetes.

 

(wordt vervolgd)

 

Luc Vangermeersch, 23 april 2013

Partager cet article
Repost0

commentaires